Legal insight

S. De MAESENEER, “Het nieuwe logiesdecreet Vlaanderen”, ODC Hospitality Law Newsletter, February 2016 (Dutch version)

Dat het bestaande Decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies aan een grondige evaluatie toe was, was reeds voorzien in het Vlaamse regeerakkoord van juli 2014, alsook in de beleidsnota van de Vlaamse minister bevoegd voor Toerisme. Het huidige decreet bestendigde immers de administratieve lasten voor zowel de ondernemer als de overheid en was onvoldoende aangepast aan nieuwe markttendensen en nieuwe aanbodvormen. Tegelijk hield het onvoldoende rekening met het toenemende belang van online beoordelingen van consumenten en het aanbieden van logies door particulieren via allerhande (online) toepassingen.

 

Een initieel voorstel van decreet van 13 juli 2015, opnieuw ingediend op 14 oktober 2015 na advies van de Raad van State, en waarvoor diverse amendementen werden ingediend (onder andere) op 27 oktober 2015 en 12 januari 2016, moet de administratieve lasten verlichten, de drempels voor toeristisch ondernemen verlagen en de kwaliteit van het logies vanuit het standpunt van de consument verbetere

 

Catch-all karakter

 

Het voorstel van decreet vat ieder die tegen betaling toeristisch logies aanbiedt aan een of meer toeristen voor een of meerdere nachten, en dit ongeacht of men dit doet als natuurlijke of rechtspersoon, als hoofd- of nevenactiviteit. Logies allerhande die zich niet richten tot de toeristische markt – bijv. studentenkamers, bejaardentehuizen, enz. – alsook gratis logies vallen dus niet onder het toepassingsgebied. Opmerkelijk is de invoering van de figuur van de ‘tussenpersoon’ bij het aanbieden en promoten van toeristisch logies. Intermediairs waaronder internetplatformen, boekings- en verhuurkantoren worden voortaan mede geviseerd door het voorgestelde decreet.

 

Aanmeldings- en vergunningsplicht?

 

Een eerste belangrijke verandering met het oog op administratieve vereenvoudiging en de creatie van een “level playing field” is de introductie van dezelfde basisnormen voor alle toeristische logies: het systeem van categorieën en subcategorieën voor wat betreft de basisnormering wordt verlaten. Zeer opmerkelijk is dat het oorspronkelijke voorstel van decreet van 13 juli 2015, anders dan de nieuwe reglementering in wording die zal gelden voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de bestaande reglementering voor de Franstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest (indien het toeristisch logies wordt uitgebaat onder een beschermde benaming), voorzag in de integrale afschaffing van de voorafgaandelijke aanmeldings- en vergunningsplicht. Dit stuitte op kritiek vanuit de hotelsector, die zich benadeeld voelde ten opzichte van particuliere verhuurders die door hun kleinschalig karakter minder zichtbaar zijn in de markt en dus makkelijker aan controle kunnen ontsnappen. Om aan deze verzuchtingen tegemoet te komen, werd op 27 oktober 2015 een amendement ingediend waardoor elke exploitant zijn uitbating bij Toerisme Vlaanderen moet aanmelden. Deze verplichte registratie heeft tot doel alle aanbieders van toeristisch logies in kaart te brengen en een gegevensdatabank op te bouwen.

 

Niettemin mag de exploitant die zijn toeristisch logies heeft aangemeld dit op de markt aanbieden zonder voorafgaande vergunning, op voorwaarde hij minstens voldoet aan de voorziene basisnormen. Enkel indien de uitbater ook een beschermde benaming wil gebruiken, zoals bijv. hotel of B&B, zal hij ook aan bijkomende exploitatievoorwaarden moeten voldoen, maar ook hier zonder voorafgaande vergunning of controle. Enkel controle ter plaatse door de overheid moet en kan uitwijzen of de basisnormen en/of specifieke exploitatievoorwaarden voldaan worden door de exploitant. Wel kan de ondernemer op vrijwillige basis, al dan niet voorafgaandelijk aan de start van de uitbating, een erkenning aanvragen. In geval van erkenning zal het betrokken logies opgenomen worden in een register, een erkenningsteken ontvangen, en ook als erkend logies gepromoot worden door Toerisme Vlaanderen.

 

De uitbater die beschikt over een erkenning, kan daarna eveneens vrijwillig een comfortclassificatie aanvragen. Hiermee kan de exploitant aantonen dat zijn toeristisch logies niet alleen erkend is (en voldoet aan de basisnormen en eventuele specifieke exploitatievoorwaarden voor een beschermde benaming) maar eveneens voldoet aan specifieke comfortnormen die door de Vlaamse regering worden bepaald.

 

Wat met bestaande logies?

 

Het voorstel van decreet voorziet een overgangsperiode van drie jaar. Toeristische logies die reeds vergund en geclassificeerd zijn op grond van het bestaande decreet van 10 juli 2008 zouden binnen het jaar na inwerkingtreding van het nieuwe decreet door Toerisme Vlaanderen worden gecontacteerd met de vraag of zij hun logies willen laten erkennen en of zij een comfortclassificatie onder de nieuwe regelgeving willen bekomen. Hun bestaande vergunning en comfortclassificatie blijft geldig tot het verstrijken van de antwoordtermijn aan Toerisme Vlaanderen. Deze antwoordtermijn zou maximaal twee jaar bedragen.

 

Het spreekt voor zich dat toeristische logies die op de datum van de inwerkingtreding van het decreet aangemeld of vergund zijn op grond van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristisch logies vrijgesteld zijn van de hierboven beschreven aanmeldingsplicht bij Toerisme Vlaanderen.

 

Vertrouwen stuit op kritiek

 

Het uitgangspunt van het voorstel van decreet is vertrouwen in de ondernemer. De praktijk zal moeten uitwijzen of de ondernemers dit vertrouwen ook waard zijn. Het wegvallen van de noodzaak van een voorafgaande vergunning zal het belang van de consument en van de sector zelf slechts dienen indien de logiesexploitant verantwoordelijk optreedt. Horeca Vlaanderen noemt de nieuwe spelregels  alvast “een historische vergissing” en stelt dat deze de klant geenszins ten goede komen. In een verplicht systeem zullen ondernemers immers meer moeite doen om de gewenste classificatie te bekomen, zo stelt Horeca Vlaanderen, en kan het aanbod aan logies perfect vergeleken worden inzake kwaliteit en dienstverlening (‘Hotelklant is het grote slachtoffer’, De Standaard, 30 oktober 2015).

 

Dat in het bijzonder de kritiek op het vrijwillig karakter van de comfortclassificatie niet in dovemansoren terecht is gekomen, blijkt uit de uitgebreide discussies die hierover in het Vlaams Parlement plaatsvonden en de bijkomende amendementen die in overleg met de sector ingediend werden op 12 januari 2016. Vooral de hotel- en campingsector was immers vragende partij voor een verplichte comfortclassificatie.

 

Het vrijwillig karakter van de comfortclassificatie werd in die mate afgezwakt dat, hoewel de comfortclassificatienormen bepaald zullen worden door de Vlaamse Regering, de normen van de laagste comfortclassificatie (bijvoorbeeld 1 ster) gelijk zijn aan de openings- en uitbatingsvoorwaarden vermeld in het decreet. Ieder toeristisch logies dat voldoet aan de minimale uitbatingsvoorwaarden voldoet in dat geval ook aan de laagste comfortclassificatie. Ook krijgt Toerisme Vlaanderen de mogelijkheid  om op eigen initiatief (m.a.w. los van de officiële comfortclassificatie-aanvraag door de exploitant) de comfortclassificatie te bepalen en bij te houden in een databank. Deze ambtshalve classificatie zou er – aldus de indieners van het decreet – moeten voor zorgen dat een uitbater die akkoord gaat met het resultaat van deze oefening sneller de stap zet om (officieel) een comfortclassificatie samen met een erkenning aan te vragen.

 

De nadruk op de coachende rol van de inspecteurs mag in elk geval geen afbreuk doen aan een doelmatig en efficiënt controlebeleid, zeker de eerste jaren na de inwerkingtreding. De databank kan hierbij een uitgangspunt en hulpmiddel vormen voor informatie aan de uitbaters over de te volgen spelregels enerzijds en steekproefsgewijze controle anderzijds. 

 

Ondanks de administratieve vereenvoudiging heeft de ondernemer ons inziens een duidelijk commercieel belang om naast de verplichte registratie, vrijwillig een erkenning en comfortclassificatie aan te vragen.

 

Het voorstel van decreet van 14 oktober 2015 werd aangenomen in de plenaire vergadering die op 27 januari 2016 plaatsvond in het Vlaams Parlement. Het decreet zal in werking treden op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum, maar de verwachting is dat dit voor 2017 zal zijn.