Legal insight

K. DE CREUS, “Naar een modernisering van de Belgische arbitrageregels !”, ODC Newsletter, November 2013

De wet van 24 juni 2013 (in werking sinds 1 september 2013) wijzigt ingrijpend de Belgische arbitrageregels zoals deze vervat zijn in het zesde deel van het Gerechtelijk Wetboek. Ze worden aangepast aan de Modelwet voor internationale handelsarbitrage van UNCITRAL, met enkele Belgische accenten. De nieuwe regels moeten ons land aantrekkelijker maken voor internationale arbitrage. Procesvertragende regels worden zoveel mogelijk vermeden. Wij delen met u graag een aantal in het oog springende wijzigingen.

De wet van 24 juni 2013 (in werking sinds 1 september 2013) wijzigt ingrijpend de Belgische arbitrageregels zoals deze vervat zijn in het zesde deel van het Gerechtelijk Wetboek. Ze worden aangepast aan de Modelwet voor internationale handelsarbitrage van UNCITRAL, met enkele Belgische accenten. De nieuwe regels moeten ons land aantrekkelijker maken voor internationale arbitrage. Procesvertragende regels worden zoveel mogelijk vermeden. Wij delen met u graag een aantal in het oog springende wijzigingen.

 

1/ De Belgische arbitrageregels zijn in beginsel van toepassing wanneer de plaats van arbitrage België is. Partijen kunnen wel anders overeenkomen.

 

2/ De wetgever neemt maatregelen om de tussenkomst van de gewone rechter bij de aanstelling, vervanging of wraking van arbiters snel te laten verlopen. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in kort geding, is bevoegd. Rechtsmiddelen tegen zo’n beslissing kunnen niet, behoudens indien de rechter weigert een arbiter aan te stellen; in dat laatste geval is hoger beroep mogelijk. Eenzelfde snelle regeling geldt bij de tussenkomst van de gewone rechter indien de arbiter geen uitspraak doet of er zich problemen voordoen met de bewijsverkrijging.

Over alle andere zaken (zoals bijvoorbeeld de vernietiging of uitvoerbaarverklaring van een arbitrale beslissing) beslist de rechtbank van eerste aanleg (doch niet in kort geding). De rechter beslist wel in eerste én laatste aanleg. Hoger beroep is niet meer mogelijk.

 

3/ Een arbitrageovereenkomst kan voortaan ook mondeling. Zij moet uiteraard wel kunnen worden aangetoond.

 

4/ Naast twijfels over onpartijdigheid of onafhankelijkheid kan wraking van een arbiter voortaan ook wanneer hij/zij niet de door de partijen overeengekomen kwalificaties heeft. Partijen kunnen de wrakingsprocedure ook zelf vastleggen. Deden de partijen dat niet, dan kan de meest gerede partij zich wenden tot de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, zetelend zoals in kort geding.

 

5/ Het scheidsgerecht kan op vraag van een partij alle voorlopige of bewarende maatregelen nemen die het nodig acht (behalve bewarend beslag). Dergelijke maatregel heeft bindende kracht. Zij wordt uitvoerbaar verklaard door de rechtbank van eerste aanleg, ongeacht het land waarin ze werd uitgesproken. Partijen kunnen in afwijking wel overeenkomen dat voorlopige of bewarende maatregelen enkel zullen worden gevraagd aan de gewone kortgeding rechter.

 

6/ Het scheidsgerecht stelt de nodige onderzoeksmaatregelen in; het kan personen verhoren, zonder eedaflegging. Het kan een partij verplichten een bewijsmiddel voor te leggen – desnoods op straffe van een dwangsom.

 

7/ De partijen kiezen in beginsel de plaats van arbitrage; doen ze dat niet, dan kiest het scheidsgerecht, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en wat de partijen best kan passen.

 

8/ Het scheidsgerecht beslist over het geschil volgens de rechtsregels die de partijen hebben gekozen; bij gebreke aan keuze, past het scheidsgerecht de regels toe die het het meest geschikt acht. De partijen kunnen het scheidsgerecht ook uitdrukkelijk machtigen om niet volgens rechtsregels te beslissen maar als “goede personen”.

 

9/ Alle arbiters moeten deelnemen aan de beraadslaging en stemming over het geschil; evenwel, indien een arbiter weigert deel te nemen, zal de zaak niet langer geblokkeerd zijn : de andere arbiters zullen zonder hem/haar kunnen beslissen mits de partijen hiervan voorafgaandelijk door de voorzitter van het scheidsgerecht op de hoogte is gebracht.

 

10/ De vernietiging van een arbitrale uitspraak kan enkel op grond van limitatief opgesomde gronden. Er geldt een onderscheid tussen vernietigingsgronden die door een partij moeten worden gevorderd en deze die ambtshalve door de rechtbank kunnen worden ingeroepen. Bij sommige nietigheidsgronden wordt nu ook de bijkomende voorwaarde gesteld dat ze ook echt een invloed moeten gehad hebben op de arbitrale uitspraak. De meeste van de vernietigingsgronden kunnen evenmin nog worden ingeroepen indien de betrokken partij er al tijdens de arbitrageprocedure weet van had en ze die toen niet heeft ingeroepen. Belangrijk is dat de vernietiging het laatste middel moet zijn om een onregelmatigheid te verhelpen.

 

De rechtbank kan weigeren om de arbitrale beslissing te erkennen en uitvoerbaar te verklaren in min of meer gelijkaardige gevallen als de vernietigingsgronden.

 

Overgangsrecht 

De nieuwe regels zijn van toepassing op arbitrages die ingediend worden op of na de datum van inwerkingtreding (1 september 2013). Voor zaken die reeds voor 1 september 2013 zijn ingediend, gelden de oude arbitrageregels. De rechter die met dit soort zaken geconfronteerd wordt zal het oude procesrecht toepassen.