Legal insight

K. DE CREUS, “De roerende zakelijke zekerheden : een fundamentele (r)evolutie”; ODC Newsletter, November 2013

De Wetten van 24 juni 2013 en 11 juli 2013 hervormen op fundamentele wijze het stelsel van de zakelijke zekerheden op roerende goederen. De wetgever voert een eenvormig pandrecht in : zo onder meer worden het welbekende pand op de handelszaak en het minder bekende landbouwvoorrecht afgeschaft. In de plaats daarvan wordt een bezitloos pandrecht op roerende goederen mogelijk. Deze hervormingen moeten het pandrecht beter laten aansluiten bij de economische behoeften uit de praktijk, aantrekkelijker maken en leiden tot een vereenvoudiging van een toch complex geworden stelsel van roerende zakelijke zekerheden.

Inleiding

De Wetten van 24 juni 2013 en 11 juli 2013 hervormen op fundamentele wijze het stelsel van de zakelijke zekerheden op roerende goederen. De wetgever voert een eenvormig pandrecht in : zo onder meer worden het welbekende pand op de handelszaak en het minder bekende landbouwvoorrecht afgeschaft. In de plaats daarvan wordt een bezitloos pandrecht op roerende goederen mogelijk. Deze hervormingen moeten het pandrecht beter laten aansluiten bij de economische behoeften uit de praktijk, aantrekkelijker maken en leiden tot een vereenvoudiging van een toch complex geworden stelsel van roerende zakelijke zekerheden.

 

Een bezitloos pand

De nieuwe pandwet, die integraal wordt ingevoegd als een aparte titel van het Burgerlijk Wetboek, behandelt naast het pandrecht ook het “eigendomsvoorbehoud” en het “retentierecht”. De belangrijkste hervorming is echter ongetwijfeld de afschaffing van het vereiste van de “buitenbezitstelling” als geldigheidsvoorwaarde voor een pand op roerende goederen. De pandgever mag vrij over de bezwaarde goederen beschikken binnen een normale bedrijfsvoering. Partijen kunnen wel anders overeenkomen. Met die regel wil de wetgever de mogelijkheid bieden aan de pandgever om zijn normale activiteiten voort te zetten en de in pand gegeven goederen als bedrijfsmiddelen te blijven aanwenden voor het genereren van inkomsten.

 

Buitenbezitstelling (in plaats van een inschrijving in het pandregister) blijft mogelijk, zij het dat er op dit soort pand enkele afwijkende regels van toepassing zijn. De pandhouder die in het bezit van de goederen wordt gesteld, mag de bezwaarde goederen niet gebruiken (tenzij dit nodig is om ze te kunnen behouden), maar kan voortaan op elk moment de goederen inspecteren. De pandhouder moet ook zorg dragen voor de bezwaarde goederen.

 

Indien er geen buitenbezitstelling is mag de pandgever het in pand gegeven goed verder gebruiken overeenkomstig de normale bestemming van het goed. Het pandrecht gaat ook over op de schuldvordering die in de plaats komt van het goed na overdracht, of ingevolge tenietgaan of beschadiging. Aan het pandrecht kleeft nu ook een volgrecht : d.w.z. dat het pandrecht de bezwaarde goederen volgt in wiens handen deze goederen ook overgaan. 

 

Het onderscheid tussen het burgerlijk pand en het handelspand verdwijnt. Wel worden bijzondere regels geïntroduceerd voor een pand gegeven door consumenten. Alle roerende goederen kunnen in pand worden gegeven, zowel lichamelijke als onlichamelijke, alsook een geheel van dergelijke goederen (bijv. de handelszaak). Ook toekomstige goederen kunnen nu het voorwerp zijn van een pandrecht. Daarnaast kan een pandrecht ook strekken tot zekerheid van huidige en toekomstige schuldvorderingen, voor zover deze laatste bepaald of bepaalbaar zijn.

 

Het pandregister

Het pandrecht, althans wanneer het gaat om een bezitloos pand, moet voortaan geregistreerd worden in een nationaal pandregister. De registratie is geen voorwaarde voor het ontstaan en de geldigheid van het pandrecht maar wel voor de tegenstelbaarheid aan derden. Het pandregister krijgt een plaats binnen de dienst Hypotheken van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van Financiën. De registratie zal dienen te gebeuren via een aantal standaard webformulieren waarin een minimum aantal gegevens dienen te worden ingevuld. De wet voorziet de categorieën van personen die het pandregister zullen kunnen raadplegen.

Uitwinning van het pand

De uitwinning van pandrechten wordt sterk vereenvoudigd bij pandgevers die geen consument zijn. De tussenkomst van de rechter wordt beperkt. In geval de schuldenaar te kort schiet, krijgt de pandhouder het recht om over het bezwaarde goed te beschikken, mits voorafgaande kennisgeving van het voornemen van uitwinning door de pandhouder bij aangetekend schrijven. Deze kennisgeving doet een wachttermijn van 10 dagen lopen tijdens dewelke de pandgever zich tot de beslagrechter kan wenden. Dit verzoekschrift heeft een schorsende werking. De kennisgeving wordt ook gedaan aan de andere pandhouders en aan de personen die beslag hebben gelegd op de bezwaarde goederen.

De uitwinning moet wel altijd ter goeder trouw gebeuren en op een economisch verantwoorde wijze. De pandhouder is daar aansprakelijk voor. A posteriori controle door de rechter blijft mogelijk. De pandhouder, pandgever en belanghebbende derden kunnen op elk moment naar de beslagrechter stappen om een geschil over de uitwinning aan te kaarten.

Is de pandgever een consument, dan zijn de regels strikter. De pandhouder mag bij niet-betaling niet zomaar over het pand van de consument-pandgever beschikken. De rechter moet tussenkomen. Die kan bevelen dat het pand verkocht wordt (voortaan wordt dit ook mogelijk via een onderhandse verkoop) of dat het pand aan de pandhouder toekomt ter betaling van de schuld. Voor consumenten-pandgevers geldt dat de waarde van het verpande goed niet hoger mag zijn dan het dubbel van de gewaarborgde schuldvordering.

 

Eigendomsvoorbehoud

Tot voor kort was het eigendomsvoorbehoud enkel wettelijk geregeld in het faillissementsrecht : dat voorziet dat de onbetaalde verkoper van roerende goederen deze kan terugvorderen uit het faillissement wanneer de goederen zich nog in natura bij de gefailleerde bevinden en het eigendomsvoorbehoud schriftelijk was overeengekomen op het ogenblik van de materiële levering van de goederen. Maar het eigendomsvoorbehoud was niet tegenstelbaar bij andere vormen van samenloop. Onder de nieuwe wet wordt het eigendomsvoorbehoud een volwaardige zekerheid, tegenstelbaar in alle gevallen van samenloop. Voor de geldigheid is enkel vereist dat het eigendomsvoorbehoud is vervat in een geschrift dat uiterlijk op het ogenblik van de materiële levering is opgesteld. Wanneer de koper een consument is, moet zijn instemming met het eigendomsvoorbehoud uitdrukkelijk uit het geschrift zelf blijken.

 

Inwerkingtreding

De wet van 11 juli 2013 treedt in werking op een bij KB te bepalen datum en uiterlijk op 1 december 2014.