Legal insight

K. DE CREUS, “Achterstallige bedrijfsvoorheffing en faillissement: integrale invorderbaarheid van de schuld bij de bestuurders of zaakvoerders van de gefailleerde vennootschap”, ODC Newsletter, April 2014

In een recent gepubliceerd arrest (het arrest zelf dateert van 5 september 2013) heeft het Hof van Cassatie zich gebogen over de vraag of de fiscus achterstallige bedrijfsvoorheffing dient te recupereren via de curator (en aldus aangifte van schuldvordering moet doen), dan wel of zij, bij bewezen fout van de bestuurders of zaakvoerders, de achterstallige schulden rechtstreeks van laatstgenoemden kan vorderen.

Situering

In een recent gepubliceerd arrest (het arrest zelf dateert van 5 september 2013) heeft het Hof van Cassatie zich gebogen over de vraag of de fiscus achterstallige bedrijfsvoorheffing dient te recupereren via de curator (en aldus aangifte van schuldvordering moet doen), dan wel of zij, bij bewezen fout van de bestuurders of zaakvoerders, de achterstallige schulden rechtstreeks van laatstgenoemden kan vorderen.

Het arrest bevestigt dat de schade van de fiscus die erin bestaat dat de bedrijfsvoorheffing niet kan worden geïnd bij de gefailleerde vennootschap, wel degelijk als “individuele” schade kan kwalificeren, waardoor de fiscus de integraliteit der achterstallen kan invorderen bij de bestuurders of zaakvoerders, voor zover een fout in hunnen hoofde wordt aangetoond (en voor zover wordt aangetoond dat deze fout de schade heeft veroorzaakt). Het verweer van de bestuurders dat stelt dat de schade van de fiscus een “collectieve schade” zou zijn, en dat het enkel aan de curator (als vertegenwoordiger van de gemeenschappelijke schuldeisers) zou toekomen om initiatieven te nemen, wordt verworpen. Het Hof brengt eerst het algemeen principe inzake “gemeenschappelijke rechten der schuldeisers” in herinnering, en stelt dat dit de rechten zijn die voortvloeien uit de schade aan de boedel ten gevolge van de fout van wie ook, waardoor het passief van het faillissement wordt vermeerderd of het actief wordt verminderd (of waardoor het actief dat ter beschikking moest staan van de schuldeiseres niet effectief voorhanden is in de gefailleerde boedel). Het stelt vervolgens dat het faillissement niet belet dat een schuldeiser van de gefailleerde vergoeding vordert van een derde (in casu: de bestuurders van de gefailleerde), door wiens fout schade is ontstaan die hem alleen treft. Ofschoon het Hof zich verder niet diende te buigen over de vraag of de bestuurders daadwerkelijk een fout hadden begaan, lijkt het arrest goedkeurend te knikken bij de motivering van de appelrechters, die hadden geoordeeld dat het systematisch nalaten de bedrijfsvoorheffing te betalen, in combinatie met het voortzetten van de activiteiten (en het uitbetalen der lonen en bezoldigingen), een “foutieve keuze” uitmaakte in hoofde van de bestuurders, waarvoor ze dan ook door de fiscus kunnen aansprakelijk gehouden worden.